-
1 niet diep graven
niet diep graven -
2 graven
2 [met handen, snuit enz. loswroeten] fouir (le sol)♦voorbeelden:een kanaal graven • creuser un canal〈 figuurlijk〉 in iemands verleden graven • fouiller dans le passé de qn.naar iets graven • chercher qc.het graven • le creusement -
3 creuser
creuser [kreuzzee]II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 uithollen ⇒ uitdiepen, (uit)graven♦voorbeelden:creuser (l'estomac) • hongerig maken♦voorbeelden:¶ se creuser (la tête, la cervelle) • zich 't hoofd breken, zich suf piekeren————————creuser (l'estomac)1. v1) (uit)graven2) delven [graf]3) uitdiepen [idee]2. se creuserv1) dieper/hol worden2) invallen [wangen]3) zich vormen -
4 probe
n. onderzoek; onderzoekinstrument; onderzoeksateliet (die naar heelal wordt gestuurd)--------v. onderzoekenprobe1[ proob] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————probe2〈 werkwoord〉♦voorbeelden:probe into • graven naar -
5 dig a hole two spit(s) deep
-
6 spit
n. spuug, spog, speeksel; perfekte gelijkenis; spit (steek met de spade); landtong--------v. spuwen, spugen; blazen; spetteren; motregenen; eruit gooien--------v. spuwen; uitspugen; druppelen (regen); geluid van spugen laten horen (bij kwaadheid)spit1[ spit]2 landtong♦voorbeelden:3 buitje♦voorbeelden:————————spit2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:〈 informeel〉 spit it out! • voor de dag ermee!————————spit3〈werkwoord; spitted〉1 aan het spit steken/rijgen ⇒ spietsen -
7 graben
grabenI 〈overgankelijk & onovergankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:die Hände in die Taschen graben • zijn handen diep in zijn zakken stekenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:¶ 〈 spreekwoord〉 wer andern eine Grube gräbt, fällt selbst hinein • wie een kuil graaft voor een ander, valt er zelf in -
8 dig deep
v. een roeispaan te diep in het water steken met als gevolg krachtsverlies ; diep onder de oppervlakte graven -
9 delve
v. er diep op ingaan, goed nagaan; informatie zoeken[ delv]1 speuren ⇒ vorsen, neuzen♦voorbeelden:delve into someone's past • in iemands verleden graven -
10 put
1 [waterput] well2 [afvoerput] drain3 [meestal putje] [kuil] pit, hole4 [boorput] well♦voorbeelden:een put graven/slaan • sink/dig a well〈 figuurlijk〉 diep/heel erg in de put zitten • be down, feel low¶ geld in een bodemloze put gooien • pour/throw money down the drain
См. также в других словарях:
Mund — 1. A Müs as iar sat üsh a Uugan. (Nordfries.) – Johansen, 58. Der Mund ist früher satt als die Augen. 2. Alles im Munde, in den Händen nichts. Frz.: Il a dit cela de bouche, mais le coeur n y touche. – Il ne dit ou promet que des lèvres. 3. Als… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon